Dakkapel 0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin: blz. [136, 137: "dakkapel"], 140 ("Dakvenster", hier vrijwel synoniem met dakkapel), 267 ("Koekoek": verzamelbegrip voor constructie die daglicht toelaat in een "zolder, trappenhuis, cel of kelder")

- Zwiers L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -]. Hierin "Dakvenster": blz. 264 ("Dakvenster, o. Venster, aangebracht in een dakvlak. Fig. 1 geeft hiervan een voorbeeld. Sommige soorten van dakvensters zijn kleiner en hooger op het dak geplaatst; zij dragen dan de naam van Dakkapel (fig. 2). Beide dienen tot verlichting der zolderruimte en tot versiering van het dak" - dit is de relevante tekst volledig)

- Viollet-le-Duc, M, Dictionnaire Raisonné de l'Architecture Française du XIe au XVIe Siècle, Tome sixième (GAB-OUV). Paris (B. Bance), 1863. [458 blz. ISBN -]. Hierin "Lucarne": blz. 185-196

- Jellema, R. & M.C.A. Meischke & J.A. Muller (red.), Bouwkunde. Leerboek voor het middelbaar technisch onderwijs, deel 3. Delft (Waltman), z.j. (1953)5e druk. [387 blz. ISBN -]. Hierin o.a.: blz. 212-214 ("Afwerking bij dakvensters en schoorstenen")

- Wattjes, J.G., Constructie van gebouwen. Deel 9: Eenvoudige dakconstructies en dakbedekkingen. Amsterdam (Kosmos), z.j. (voorwoord 1930)3e druk/1e en 2e druk waren in reeks van 4 delen [335 blz. ISBN -]. Hierin "§ 27. Dakramen en dakvensters": blz. 188-205 (opmerking: de term 'dakvenster' wordt gebruikt voor zowel de dakkapellen, die vrij in het dakvlak liggen als voor de bij de goot aansluitende vormen - jp0405), 206-209

- Koepf, Hans, Bildwörterbuch der Architektur. Deel in de serie 'Kröners Tachenausgabe', nr 194. Stuttgart (Kröner), 1985ongewijzigde herdruk van 2e druk uit 1974/1e druk 1968. [451 blz. ISBN 3.520.19402.3]. Hierin "Dachfenster": blz. 101 (afgebeeld: 'liegendes' (dakvenster), 'Fledermausgaupe' (vleermuisvenster), 'Schleppgaupe' (dakkapel onder lessenaardak), 'Dachhäuschen' (vrij in dakvlak staande dakkapel), 'Dacherker' (Vlaamse gevel).)

- Mulzer, Erich, Nürnberger Erker und Chörlein. Ihr Wesen und ihre Entwicklung dargestellt an den noch vorhandenen Beispielen. Nürnberg (Spindler), 1965 [274 blz. ISBN -]. (Betreft dakkapellen, dakvensters, Vlaamse gevels, hangende erkers, arkenelen en kapel-erkers)

  Zie verder volgende kaart